Homepage > Het Negerboek van Lawrence Hill

Het Negerboek van Lawrence Hill

Vanwege de grote belangstelling voor het slavernijverleden is het goed opnieuw aandacht te vragen voor het indringende Het Negerboek (Ailantus Amsterdam 2011; The Book of Negros, 2007) van Lawrence Hill (Toronto 1957), die via zijn vader afstamt van Amerikaanse slaven.

Door Machteld Roede
VVAO, Afdeling Maastricht

Een combinatie van fictie over met de mensonterende Trans-Atlantische slavenhandel verbonden bestaande locaties en historische personen met informatie uit een unieke historische tekst, het Book of Negroes. Een Engels register uit 1783 met de namen van drieduizend Amerikaanse zwarte mannen, vrouwen en kinderen, hun leeftijd en hoe ze hun vrijheid verkregen, die als dank voor hun vrijheid tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog vechten voor de Britten en vanuit Manhattan werden verscheept naar het Britse Nova Scotia aan Canada’s Oostkust. Het Negerboek begint in Londen in 1802 waar de bejaarde Aminata met lichte humor terugblikt op haar leven. Toen ze rond 1756 als slaafgemaakt kind als een baal meel op het dek werd gesmakt van het grote stinkende slavenschip dat haar over het grote water zou voeren besloot ze een djeli te zijn, een verhalenverteller, dus alles goed te observeren en onthouden om later, weer terug in haar dorp, waarnaar ze altijd wilde terugkeren, er over te getuigen.
 

 

AFRIKA – De blauwzwarte intelligente, leergierige mooie Aminata groeit gelukkig op in de binnenlanden van Afrika, trots op de op haar jukbeenderen aangebrachte maansikkels. Haar vader, een Fula, leert haar Arabische gebeden schrijven, haar moeder, een Bamana vroedvrouw, hoe een vrouw te helpen haar kind in het licht te brengen. Haar zorgeloze jeugd eindigt gruwelijk door de overval door woeste vreemdelingen die haar moeder doodknuppelen. Hun dorp staat in brand. Haar vader verzet zich hevig tot vuur uit een vreemde lange stok hem dood neerknalt. De kleine Aminata moet tussen andere gevangenen in kettinggang, geboeid en de nekken aaneen gejukt lopen, eindeloos lopen. Hun kleren worden weggerukt, ook hun voeten zijn bloot.


Kettinggang

Vele zonnen sjokken ze voort, met steeds meer gevangenen. Chekura, een vier regens oudere knokige jongen geeft haar soms wat te drinken of te eten; hij zorgt dat de kinderen en vrouwen los mee mogen lopen. Door de sterren op zijn wangen kent ze zijn dorp; ze spreken samen het Bamanakan. Zijn oom verkocht hem, wees geworden, aan de mensenrovers als hulpje bij de kettinggang. Op een dag zakt haar voet in het lijk van een rottende man. Hysterisch gillend veegt ze de maden van haar enkel. Ze stappen nu dagelijks over lijken heen. Een gevangene die valt wordt los gemaakt en achtergelaten om weg te rotten.

Na drie maankeringen verschijnt een toubab, een vreemd lang blank schepsel met dunne lippen en stinkende zwarte tanden. Volgens Chekura geen boze geest, maar een mens van over het grote water. Hij beveelt de vrouwen weer in het juk te brengen. Bij een schuimbekkende rivier worden de gevangenen in kano’s gesmeten en door donkere mannen naar Bance Island geroeid. Chekura is bij Aminata in de boot geduwd. In twee stinkende kralen gepropt eten ze gierst uit een trog. Ook Aminata wordt naar de brandmerkhoek gesleurd. Ze laat alles lopen als gloeiend ijzer iets boven haar rechtertepel in haar vlees drukt en pijn als hete lavagolven door haar heen schiet. Ze gilt, ze valt flauw. De volgende morgen roeien kano’s hen naar het grote schip waar een smerige lucht hangt, van rottend voedsel, van uitwerpselen van een heel dorp.

 

 

DE TRANS-ATLANTISCHE HELLETOCHT – Bij aankomst aan boord hoort de chic geklede medicijnman, met oranje haar en blauwe ogen, een meisje in meerdere talen angstige bekenden kalmeren. Hij maakt haar meteen tot zijn assistente. Aminata deelt zijn hut en daalt dagelijks met hem af in het stinkende, donkere ruim voor inspectie. De naakte mannen liggen er als vissen in een emmer; twee aan twee met ijzeren ringen aan elkaar gekluisterd en aan de in drie lagen pal op elkaar gestapelde britsen; staan is onmogelijk. Ze vindt de bont en blauw geslagen Chekura terug. In een aparte ruimte zitten de niet geketende vrouwen met wat zuigelingen.

 

 

Aminata moet op het bed van de medicijnman slapen. Hij probeert haar te strelen maar ze valt woedend uit en hij blijft verder van haar af. Regelmatig brengt hij een thuislandervrouw om kreunend te berijden terwijl Aminata naar de kant van de strozak is geduwd. Velen worden ziek en dagelijks worden een tot twee doden overboord gesmeten. Wie erg zwak is gaat levend over de reling. Ook meerdere toubab matrozen creperen en gaan uitgekleed naar de haaien die het schip volgen, azend op scheepsafval. Een gestorven toubableider plonst gekleed in de zee. Wanneer ze na twee manen land naderen is het aantal slaafgemaakten aan boord gehalveerd. Mager en van achteren steeds leeglopend strompelen ze bevreesd de loopplank af naar het onbekende nieuwe land.

 

DE INDIGOPLANTAGE (vanaf 1757) - Aan land knappen ze wat op door beter voedsel. De ingewanden van Aminata blijven echter bruin water spugen zodat gras in haar anus wordt geduwd om in een stad bij opbod te worden verkocht. Met een drietal worden ze achter een paard en wagen gebonden voor een zware mars van een paar dagen. Januari 1757 strompelt Aminata Appleby’s Indigoplantage binnen. Slavin Georgia, vroedvrouw en genezer, draagt haar naar haar lemen hut en weet haar langzaam beter te krijgen. Aminata is te moeilijk, ze wordt Meena genoemd. Al snel pikt ze de slaventaal op en wat krom Engels voor contact met de buckra (blanken). Georgia leert Meena over geneeskrachtige planten en beschermt haar tegen de pokken met een besmet draadje in Meena’s onderarm. Meena werkt hard mee bij de indigoteelt. Wanneer een kostbare zak indigomodder uit haar handen glipt ontvalt haar Allahoe akbar, zachtjes herhaald door de strenge opzichter Mamed. Hij ontbiedt haar in zijn grote hut, met een echt bed en veel boeken. Zijn blanke vader, een plantagebezitter, verkocht hem als slaaf nadat zijn moslima moeder overleed. In het geheim gaat hij Meena de buckra taal leren en ook lezen en schrijven.

Meena informeert via het visnet ― een wijd verbreide manier om berichten door te geven en mensen te zoeken ― overal naar Chekura. Hij weet haar tenslotte te vinden en komt af en toe even langs. Hun contact wordt inniger. Georgia waarschuwt haar voor de eigenaar. Hij blijft gelukkig veel weg om de moeraskoorts te mijden, maar op een dag ontbiedt de Massa Meena in zijn huis en ontmaagdt haar bruut. Zijn kok draagt het bloedende kind naar Georgia, die haar een warm brouwsel geeft om Massa’s vuiligheid af te drijven. Gelukkig koopt Appleby een iets oudere slavin om verder zijn zin mee te doen. Het Chekura aanraken gaat steeds verder en haar maanstonden stoppen. Appleby’s slaven mogen niet trouwen, maar bij een kleine plechtigheid ‘springen ze samen over de bezem, waarna Mamed ze man en vrouw verklaart. Er is muziek, ze krijgt kleurige omslagdoeken. Wanneer Appleby bij terugkomst haar gezwollen buik ziet moeten allen een kring om Meena vormen. Hij HHgrukt haar nieuwe kleren af om te verbranden en scheert haar helemaal kaal. Maart 1761 krijgt de zestienjarige Meena zoontje Mamadu. Het lukt Chekura hem te komen bewonderen. Dan verkoopt Appelby de tien maanden oude Mamadu voor vijf pond; hij is spoorloos. En Chekura komt niet meer. Meena verliest alle hoop, krijgt de gevaarlijke koorts, weigert te werken, weigert baby’s te halen, ze eet niet meer, komt haar bed niet meer uit. Appelby verkoopt de waardeloos geworden Meena aan indigo-inspecteur Lindo.

 

De negerin Katharina, slavin van de Portugese opzichter van Antuerp ― Dürer1 

 

LINDO - Solomon Lindo woont in Charles Town. Hij noemt haar nooit slaaf (ook Joden waren ooit slaven in Egypte) maar bediende en spreekt goed Engels met haar. Met de kokkin Dolly woont ze achter in zijn tuin in een echt houten huis met houten bedden. Lindo leert haar rekenen en met munten omgaan, zijn lieve vrouw mooi te schrijven. ’s Ochtends gaat ze zijn boekhouding doen en schrijft zijn zakenbrieven, daarna is er tijd voor zichzelf. Ze legt een verzameling geneeskrachtige kruiden en zalven aan en werkt als vroedvrouw voor negerdienstmeisjes en Jodinnen, met een afdracht aan Lindo, al krijgt ze veelal in natura betaald. Ze helpt bij de bevalling van Lindo’s zoontje en van Dolly. Na bijna dertien jaar sterven herfst 1774 bij een pokken epidemie Lindo’s vrouw, Dolly en hun zoontjes. Aminata had nooit gedacht dat haar hart voor een blanke zou bloeden. Lindo, diep in rouw, vertrekt lang naar New York en laat haar zonder inkomen achter. Gelukkig weet Chekura, jaren spoorloos door werk ver weg, haar voor een enkele nacht te bezoeken. Hij vertelt dat Lindo meewerkte aan de verkoop van hun baby Mamadu, die een jaar later aan de pokken bezweek. Na Lindo’s terugkeer confronteert ze hem hiermee. Na drie maanden stelt Lindo een wapenstilstand voor: ze reist mee naar New York om te assisteren bij zijn laatste poging te voorkomen dat Carolina’s indigo-economie instort.

NEW YORK - In New York betrekken Lindo en Meena het hotel van de Jamaicaan Sam, die een bondgenoot wordt. De volgende dag breekt de al tijden dreigende rebellie uit, oproerlingen plunderen de huizen van de gehate Britse Tories met hun hoge belastingen. Meena schuilt dagenlang diep in het bos en gaat dan Sam’s boekhouding doen. Lindo vertrok meteen bij de eerste oproer; ze is eindelijk vrij. Ze geeft schrijfles in een kerk en ze krijgt veel hulp om met materiaal uit verlaten huizen haar eigen tent te bouwen in de sloppenwijk voor vrije zwarten Canvas Town. Ze haalt weer baby’s en helpt mannen met een zieke penis. Ze helpt ook het zwangere dertienjarige vriendinnetje van de jonge Engelse luitenant Waters en de donkere liefjes van andere Britse officieren om te bevallen of om dit te voorkomen.

Zes maanden is Manhattan van de rebellen, daarna zeven jaar weer in de handen van de Britten. Ze beloven vrijheid aan iedere neger die voor hen vecht. Maar in 1782 geven de Britten zich over. Het vredesverdrag meldt dat “Zijne Britse Majesteit zonder negers dan wel andere bezittingen van de Amerikaanse inwoners mede te nemen al zijn troepen terug zal trekken …” Ze voelen zich verraden en aan de Amerikaanse slavenhouders uitgeleverd, die razzia’s laten uitvoeren om vluchtelingen weer in bezit te krijgen. Het is overal gevaarlijk. Waters, nu kapitein, brengt Meena naar kolonel Baker, die uitlegt dat wie minimaal één jaar in dienst is geweest van de Britten vrij is. Zij willen hen naar de Britse kolonie Nova Scotia in Canada varen, waar ze land, zaaigoed en werktuigen zullen krijgen. De Britten hebben acht maanden om New York te verlaten en om duizenden gekleurde loyalisten over te varen. Meena wordt gevraagd te helpen om allen voor vertrek te registeren in The Book of Negroes. Na negen jaar keert Chekura terug, een vrij man. Meena bedingt dat hij bij haar mag wonen en met haar verscheept wordt. Nadat iedereen is geregistreerd kan op 7 November 1791 ook Animata, weer zwanger, met Chekura inschepen op de Joseph. Op moment van vertrek wordt ze echter van boord gesleept. Ze smeekt Chekura wel te vertrekken. Het blijkt dat Appleby haar opeist omdat hij haar alleen maar uitleende aan Lindo. De bij de rechtbank aanwezige Sam vraagt om schorsing en komt terug met Lindo die de verkoopovereenkomst uit februari 1762 voorleest. Hij mag zijn bezit meenemen, maar verklaart haar vrij als ‘een zoenoffer voor mijn verleden’. Op 30 november 1783, de laatste dag van de Britse bezetting, verlaat Aminata de Dertien Koloniën op het laatste loyalistenschip dat nog New York verlaat.

NOCA SCCOTIA - Het is erg koud in het beloofde land, er is geen Chekura, blanken negeren haar. De oude predikant Papa Moses neemt Aminata mee naar het schamele Birchtown, waar de arme, vrije kleurlingen leven in wat hutten en gaten in grond. Er zijn lange wachtlijsten voor wat beloofd land. Meena gaat baby’s halen, leesles geven en werken voor een blanke drukker in de stad om warme kleren en materiaal voor een eigen hut te kopen. Ze neemt de in mei geboren May overal mee naar toe. De blanke loyaliste Alverna Witherspoon vraagt of ze klusjes komt doen in hun grote huis. De moederloze Alverna speelt graag met May en wanneer May hoge koorts krijgt slapen ze samen een paar dagen in hun huis. Ze worden steeds hechter. Zomer 1787 tijdens een grote hittegolf sluiten veel bedrijven wegens gebrek aan afzet, ook Witherspoons walvisoliefabriek. De lonen kelderen, de Britten stoppen hun bevoorrading. Blanke relmakers trekken om ‘die nikkers’ te treiteren met musketten op naar Birchtown. Meena en May verstoppen zich drie dagen bij de Witherspoons. Bij terugkeer vindt ze vernielde en verbrande hutten, haar spullen vertrapt en kapotgesmeten. Wanneer ze na twee dagen helpen puinruimen May gaat ophalen blijken de Witherspoons met de kleine May met een schip vertrokken naar Boston en wellicht verder. Ze doet overal tevergeefs navraag; ze kookt, werkt, eet niet meer. Heel langzaam gaat ze weer lesgeven, terug naar de drukker, maar de twee verloren kinderen voelen als afgehakte ledematen; de onmetelijke fantoompijn blijft.

DE SIERRA LEONE COMPAGNY - Voorjaar 1790 houdt Thomas Peters – het zeven jaar tevergeefs wachten op het toezegde land beu ― een collecte om in Engeland te vertellen over de landloze zwarte loyalisten en de voorzetting van slavernij in Nova Scotia. Hij keert na een jaar terug met het nieuws dat de abolitionisten van de Sierra Leone Compagnie (SLC) vrije negers van goed gedrag gratis overtocht biedt naar haar Afrikaanse kolonie. De Britse Marine luitenant John Clarkson komt alles uitleggen. Hij benoemt Meena tot zijn assistente bij de inschrijvingsprocedure, al wil ze zelf niet vertrekken omdat ze nog steeds op de terugkeer van haar man en dochter wacht. Meer dan duizend negeravonturiers verzamelen zich in Halifax. Clarkson laat navraag doen bij de marine: het schip dat Chekura evacueerde in 1783 was bij zware storm met man en muis vergaan. Met wat over is van haar lichaam en geest gaat ze nu toch mee op de uittocht naar Afrika.

DE TERUGKEER NAAR AFRIKA (1792) - Op 15 januari 1792 vertrekken vijftien schepen naar Sierra Leone. Ze liggen drie dagen in de brandende zon voor anker. De verbijsterde Aminata beseft dat dertig kilometer verderop Bance Island ligt, het broeinest van de slavenhandel. Met veel tamtamgeroffel komt de plaatselijke bevelhebber thuislander koning Jimmy aan boord om hun ontscheping te bespreken. Hij stuurt dertig kano’s om hen op te halen, met dezelfde roeiers die de gevangenen naar Bance Island brengen. Aminata begrijpt dat ze hier helaas veel zal moeten slikken. Aan land gekomen blijkt dat blanken uit Londen de kolonie Freetown besturen. De beste grond aan het water is voor de Compagnie, de Nova Scotiërs werken hard om verderop eenvoudige huizen te bouwen. Velen krijgen koorts, velen sterven. Voor alles, voedsel en gereedschap, zijn ze van de Compagnie afhankelijk. Weer krijgen ze niet het beloofde land, de Britten blijven bepalen hoe ze moeten leven. Meena verzorgt zieken, haalt baby’s, helpt Clarkson. Meena zal zich echter pas thuis voelen als ze haar geboorteplaats terug heeft gevonden, maar ze kan Freetown niet verlaten, daarbuiten zijn slavenhandelaren en andere vijandige Afrikanen. Via een goed contact met de gouverneur van de LSC onderhandelt Meena tenslotte met handelaren die de weg in het binnenland kennen, verstandig in de lokale taal. Ze moet hiervoor helaas steeds naar Bance Island. De Fula Alassane, die maar eens in de twee jaar verschijnt, is pas na zes jaren bereid haar mee te nemen voor drie vaten rum, die Clarkson haar schenkt voor haar goede diensten.

September 1800 begint ze eindelijk de lange reis landinwaarts, met tien kano’s en vijftig slaven; later gaan ze te voet verder, Meena tussen zwaar gewapende mannen in. Velen bidden naar het oosten gericht, maar ze laat niet merken dat zij ooit een moslim was, noch dat Fulfude ook haar taal is. Ze krijgt ijl fantasieën en wankelt, maar door de kinaschorsthee die ze meenam knapt ze wat op. Na een barre, gevaarlijke tocht van 31 dagen hoort ze Alassane in het Fulfude lachend zeggen dat hij op een slavenmarkt de vrouw gaat verkopen voor ze door ziekte niets meer waard is. Ze begrijpt dat ze haar dorp, wat wellicht niet meer bestaat, nooit zal terugzien. De volgende dag drinkt ze veel, zuigt op zout en glipt als iedereen slaapt het bos in, loopt door een beekbedding in een andere richting dan de mannen haar zouden zoeken, verstopt zich overdag in een grot, loopt drie nachten steeds meer verzwakt door de koorts door. Dan strompelt ze naar een geitenhoeder. Hij spreekt Fulfude en begrijpt haar smeekbede om hulp. In een lemen hut slaapt ze dagen lang, dan brengen ze haar naar de hoofdman. Hij vraagt veel, over haar reizen, over de toubabs. Hij vindt haar wijs en wil haar al is ze oud als zijn vijfde vrouw. Zij antwoordt dat ze alleen de eerste en enige wil zijn, en dat er een man op haar wacht. Ze zegt maar niet dat dat een blanke abolitionist in Engeland is. Ze mag gaan als ze één maankering iedere avond uren lang over al haar avonturen vertelt. Van overal komt men naar haar luisteren en zo is ze de verhalenverteler die ze altijd wilde zijn.

LONDEN (1802 – 1804) – Omdat Aminata de mensenroof wil helpen te beëindigen steekt ze nog één keer de eindeloze oceaan over om de abolitionisten bij te staan. Oktober 1802 ziet ze na acht jaar John Clarkson terug. Het Comité ter Afschaffing van de Slavenhandel heeft grote plannen, wil haar interviewen en haar leven beschrijven. De rillende koorts steekt echter weer op. Maanden ligt ze ziek bij Clarkson thuis. De donkere bedienden mogen nauwelijks met haar praten want de abolitionisten willen haar weggehouden van de duizenden zwarten in Londen, zodat haar verhaal zuiver van Afrika blijft. Wanneer Aminata tenslotte voor de abolitionistencommissie verschijnt verklaart ze dat ze zelf haar levensverhaal gaat schrijven met haar eigen woorden en dat ze het recht heeft om te spreken met wie ze wil. Het mag gebruikt worden als bewijsmateriaal bij de parlementaire hoorzittingen. De abolitionisten zijn over-hartelijk, maar tonen weinig begrip over haar en hun opzet verschilt. Aminata wil de knechting van haar volk laten stoppen, zij alleen de slavenhándel. De vermogende parlementsleden zijn tegen een volledig afschaffen van de slavernij. Hun machtige pro-slavernij lobby noemt slavernij een humane institutie om Afrikanen te redden van hun wrede stammenoorlogen en beweert dat de verscheping over de oceaan vlekkeloos verloopt.

Onder ede beantwoordt Aminata voor de parlementaire commissie twee uur lang veel vragen. Dit en haar ontvangst door koning George III staat in alle kranten. Men staat wekenlang in de rij om haar te spreken. Op een avond stort haar vijftien jaar verloren dochter May zich in haar armen. Ze geeft les op een school voor armlastige zwarten. Meena pleit daar en op andere scholen en in kerken, voor zwart en blank, voor het afschaffen van de slavernij. Wanneer de koorts weer terug keert verpleegt May haar maandenlang. May’s school, Aminata Academia gedoopt, ontvangt nu veel donaties en wordt een succes. Het verhaal van groot-djeli Aminata is verteld; May en haar man, een uitgever willen het uitbrengen. Aminata doezelt nu de hele dag op bed. Haar einde nadert, ze gaat terugkeren naar de geesten van haar voorouders. Ze wil begraven worden in Londense aarde; ze heeft genoeg gereisd… In 1807 verbood Engeland de slavenhandel tussen de koloniën en Engeland. Op 28 augustus 1833 werd de Slavery Abolition Act ondertekend.

Het Negerboek kruipt onder je huid, welke kleur die ook heeft. De indringend beschreven tragedies maken dat ook een niet donker iemand althans iets van al dat zwarte onrecht en verdriet aan kan voelen. Wanneer je het boek eerder las, herlees het. Wanneer je het nog niet las, ga het lezen.

Uittreksel uit het wijsheidsweb.nl/het-negerboek 31 juli 2021

1 Bron: Albrecht Dürer ― The Negress Katherina

Contact
VVAO Kantoor 
Moerbeilaan 8
1231 BM Loosdrecht
kantoor@vvao.nl

© 2024 V.V.A.O.. ALL RIGHTS RESERVED